X was ongehuwd en woonde met zijn broer Y, diens partner en hun vijf kinderen in een woning die X en Y op 30 september 2003 hadden gekocht. Zij waren
X kocht in 2008 voor € 1.825.000 een kantoorpand. Hij financierde de aankoop volledig met een hypothecaire lening. Aanvankelijk wilde hij het pand in kleine units gaan verhuren, maar in
Bedrijf X was eigenaar van galerijflats met lift uit bouwjaar 2012 in de wijk "De Groote Wielen" in Rosmalen. X ging in beroep tegen de WOZ-waarden 2014 van 22 flats.
A en B waren gezamenlijk eigenaar van een pand, waarop een hypotheek van € 2,9 mln rustte. Toen de hypotheekverstrekker een procedure in gang had gezet om het pand executoriaal
X kocht in maart 2005 een appartement van haar vader. Volgens de akte van levering bedroeg de koopprijs € 190.000. De bijkomende verwervingskosten van de woning bedroegen volgens de nota
Op 6 mei 2008 kwamen BV X en haar DGA A overeen om te participeren in een project met BV Y (een grondtransactie) voor een bedrag van € 350.000. A
De minister van Financiën heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de fiscale aspecten van rentemiddeling voor hypotheekbezitters. Bij rentemiddeling wordt de lopende rentevastperiode afgebroken en gaat een nieuwe rentevastperiode gelden.
X was op huwelijkse voorwaarden getrouwd met Y. In verband met een door haar en Y afgesloten geldlening had X in 1999 een hypotheek gevestigd op een tot haar vermogen
X bezat een eigen woning, waarvoor hij maandelijks € 825 hypotheekrente betaalde. Ook stortte hij in verband met zijn hypotheek ruim € 100 op een bankspaarrekening. In zijn aangifte IB
X sloot in november 1995 een hypotheekovereenkomst voor € 38.488. Daarnaast sloot zij een levensverzekering af met een verzekerd bedrag van € 38.488. De levensverzekering was aan de hypotheekverstrekker verpand